Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Omdat zij, [52]God kennende, [Hem] [53]als God niet hebben verheerlijkt of gedankt; maar zijn [54]verijdeld geworden in hun overleggingen en hun onverstandig hart is verduisterd geworden; 52. Namelijk op zulke wijze als tevoren verklaard is. 53. Dat is, gelijk het Zijn goddelijke majesteit toebehoorde, zelfs naar de kennis, die zij van Hem hadden. 54. Dat is, zij zijn door hunne overleggingen vervallen tot ijdele bedenkingen van God en van Zijn dienst, en hebben die gericht, niet naar de kennis, die zij van God hadden, maar naar de genegenheid van hun verdorven zinnen, in het uitvinden van ijdele godsdiensten, en in het verzinnen van vele fabuleuze en ijdele goden, waardoor de kennis van God meer en meer onder hen is verduisterd.